Delen en vooruit, of weer terug naar af?
Veel levensmiddelen bedrijven hebben een door de GFSI-goedgekeurd voedselveiligheidssysteem, zoals BRC, IFS, FSSC22000. Deze systemen worden door externe certificerende instellingen geaudit. Waarna bij een goed behaald resultaat een certificaat wordt afgegeven. Deze certificerende instellingen worden op hun beurt beoordeeld door de Raad van Accreditatie.
Dit alles met als doel: het minimaliseren van audits door afnemers bij leverancier en het borgen van de voedselveiligheid van de levensmiddelen.
Alles op basis van vertrouwen en transparantie!
Waarom kan de afnemer, naar zijn idee, niet volledig vertrouwen op de uitgevoerde audits door een certificerende instelling?
– De afnemers geven aan dat de leverancier de rapportages van de audit niet willen laten inzien. De leverancier is van mening dat de afnemer misbruik (kan) maken van deze informatie, bijv. tijdens onderhandelingen.
De afnemer kan hier een belangrijke rol in spelen. Zij dienen het betreffende personeel dusdanig op te leiden dat zij de resultaten in de rapportage kunnen interpreteren en goed kunnen toepassen.
– Daarnaast vindt de afnemer dat de bedrijfsspecifieke risico’s onvoldoende worden toegelicht in de auditrapportages. Hierin zou de certificerende instelling een rol kunnen spelen. De auditoren dienen dusdanig opgeleid te worden dat zij in hun auditrapportages de bedrijfsspecifieke risico’s diepgaander verwoorden.
Streven is dat de leverancier van de afnemer een gedetailleerde auditrapportage ontvangt, zodat de afnemer geen eigen audits meer uitvoert.
We moeten voorkomen dat iedere afnemer weer zijn eigen leveranciers gaat auditten.
Dit was het verleden.
Nu vooruit kijken en zorgen voor vertrouwen en transparantie in alle schakels van de voedselketen.